
Jurisprudentie
BG3608
Datum uitspraak2008-10-06
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2075 AOW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2075 AOW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Toekenning AOW-pensioen alsmede toeslag op dat pensioen omdat zijn echtgenote jonger was dan 65 jaar. Op de toeslag is een korting toegepast van 12% op de grond dat de echtgenote niet verzekerd is geweest voor de AOW gedurende een periode. Strijd met het Europese recht? Arrest Van Pommeren heeft betrekking op een geheel andere situatie dan de situatie in de onderhavige zaak.
Uitspraak
07/2075 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], België (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2007, 05/1771 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 30 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellant en zijn echtgenote zijn in 1998 van Breda naar België verhuisd. Appellant is tot aan zijn pensioen in Nederland werkzaam gebleven.
1.3. Bij besluit van 10 februari 2005 heeft de Svb aan appellant met ingang van mei 2005 een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend, alsmede een toeslag op dat pensioen omdat zijn echtgenote jonger was dan 65 jaar. Op de toeslag is een korting toegepast van 12% op de grond dat de echtgenote van appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW gedurende de periode van 30 september 1998 tot en met 4 mei 2005.
1.4. Bij besluit van 25 maart 2005 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 februari 2005 ongegrond verklaard.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 25 maart 2005 ongegrond verklaard.
2.2. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd en aangegeven dat hij recht heeft op de volledige toeslag. Hij heeft tot aan zijn pensioen in Nederland gewerkt, in Nederland belasting betaald en in Nederland premies afgedragen voor de volksverzekeringen. Appellant acht de AOW-kortingsregeling van 2% voor ieder jaar dat zijn echtgenote in België woont in strijd met het Europese recht. Appellant heeft daarbij onder meer verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 juli 2005, Van Pommeren-Bourgondiën, C227/03 (LJN: AU1322).
3.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.2. Voorop moet worden gesteld dat door appellant niet is bestreden dat uit artikel 6 van de AOW volgt dat zijn echtgenote in de periode van 30 september 1998 tot 5 mei 2005 niet langer verplicht verzekerd was op grond van de AOW.
3.3. Voorts stelt de Raad vast dat de echtgenote van appellant - om haar moverende redenen - geen gebruik heeft gemaakt van de ingevolge artikel 35 van de AOW en Bijlage VI, (Nederland), kopje 2, onderdeel f van EG-Verordening 1408/71 bestaande mogelijkheden zich vrijwillig voor de AOW te verzekeren vanaf 30 september 1998.
3.4. Ten aanzien van het beroep op het arrest Van Pommeren merkt de Raad op dat dit betrekking heeft op een geheel andere situatie dan de situatie in de onderhavige zaak. Het eindigen van de verplichte verzekering van de echtgenote van appellant ingevolge de AOW, is niet - zoals in voornoemd arrest - het gevolg van het vervallen van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (Stb. 1988, 746), maar van het feit dat de echtgenote van appellant met ingang van 1 juli 1998 niet langer in Nederland woonachtig is en zij ook niet ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting was onderworpen waardoor zij ingevolge artikel 6 van de AOW niet langer verzekerd was.
3.5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
3.6. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en H.J. Simon en H.J. de Mooij
als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2008.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) M. Pijper.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
IJ